De diepe zucht van de pendelaar

Het openbaar vervoer zou een speerpunt kunnen zijn in de strijd tegen de klimaatcrisis. Maar na 15 jaar pendelen tussen Brussel en Gent, stel ik vooral achteruitgang vast. Wij pendelaars verdienen beter, en het klimaat ook.

Het is intussen een goed ingeburgerd fenomeen met zelfs enige therapeutische waarde: de collectieve diepe zucht die weerklinkt in de wagon, als de trein alweer een tijd stilstaat en het signaal van de aankondiging weerklinkt. “Wat nu weer?”, gaat door het hoofd van alle pendelaars. Bij velen is er al een soort van gelatenheid, bij anderen een groeiende frustratie.

Ik teken voor een betere mobiliteit

Pendelen: trop is te veel

Ik pendel met de trein sinds begin jaren 2000, en hoe de NMBS ook met de cijfers probeert te goochelen: het is er zeker niet beter op geworden. Een kwartier of zelfs een half uur vertraging is bijna eerder regel dan uitzondering, met gemiste aansluitingen tot gevolg. Ik pendel dan nog tussen twee stations waar veel verbindingen kruisen. Mensen die een andere trein moeten halen die maar één keer per uur rijdt zijn natuurlijk nog meer gesjareld bij vertragingen.

Iedereen begrijpt wel dat er zeker iets kan mislopen in het spoorverkeer. En dagelijks met de auto de files trotseren is ook vaak kommer en kwel. Maar veel pendelaarskiezen net voor de trein omdat het een goed en comfortabel alternatief voor de auto zou zijn. Dus trop is te veel, voor steeds meer reizigers in onze treinen.

Ik zou niet graag de NMBS Twitter-account beheren. Dankzij de sociale media moet je tegenwoordig niet langer naar het loket om je beklag te doen over een zoveelste vertraging of gemiste trein. De stroom aan klachten is eindeloos. En het moet gezegd: bij de NMBS lijken ze op zijn minst wel al begrepen te hebben dat een duidelijke en snelle communicatie bij problemen op het spoor veel frustratie kan wegnemen. Op dat vlak is verbetering te merken.

Mobiliteit is prioriteit

Toch blijft de stiefmoederlijke behandeling van treinreizigers onbegrijpelijk. Om de klimaatcrisis aan te pakken is onze mobiliteit prioriteit nummer één. Treinen, trams en bussen moeten bij uitstek een volwaardig alternatief zijn voor de auto. Maar beleidsmakers die zeggen dat ze mensen uit de auto willen ‘verleiden’, besparen al jaren doodleuk het openbaar vervoer kapot. Ze weigeren om – over de grenzen van politieke bevoegdheden heen – een geloofwaardige visie uit te tekenen die het openbaar vervoer ook effectief ‘verleidelijk’ maakt.

Voor een nationaal mobiliteitspact

Samen met tal van partners pleiten wij dan ook voor een nationaal mobiliteitspact. De verschillende overheden in ons land moeten een gezamenlijke visie voor een beter, stipter en comfortabel openbaar vervoer uitwerken. Wij hebben al een voorstel klaar!

Als de nieuwe ministers van mobiliteit hiermee aan de slag gaan, zullen de vele honderdduizenden pendelaars in de toekomst diep kunnen zuchten van opluchting, en niet langer van frustratie.

Joeri Thijs
Bron: Greenpeace